Paddensoorten in Nederland
In Nederland leven 5 inheemse paddensoorten: de gewone pad, geelbuikvuurpad, knoflookpad, rugstreeppad en de vroedmeesterpad.
De gewone pad komt in vele habitats voor en heeft een voorkeur voor kleinschalig, gevarieerd landschap. Ze schuwen de mens niet en komen voor in tuinen, parken en ruderale terreintjes. Ze kunnen gifstoffen afscheiden
via de huid, waardoor ze door vijanden vaak gemeden worden. Padden kunnen heel oud worden (waarneming van 30 jaar), maar in de natuur worden ze meestal niet ouder dan 10 jaar.
Een ander opmerkelijk lid van de paddenfamilie in Nederland is de rugstreeppad. Kenmerkend voor deze soort is de opvallende gele streep die over hun rug loopt en zijn harde roep, die over meerdere kilometers hoorbaar kan zijn.
De knoflookpad is een plompe pad met opvallend uitpuilende ogen met verticale pupillen en een opvallend grote graafknobbel op zijn achterpoot. Bij verstoring kan de knoflookpad een geur afscheiden dat licht naar knoflook ruikt.
De vroedmeesterpad is een kleine gedrongen pad. De grote ogen hebben een verticale pupil. Ze produceren een kort, melodieus en fluitend roepje. De kenmerkende fluitende roep doet denken aan het geluid van klokjes (vandaar de Limburgse namen klökske en klingelke).
De geelbuikvuurpad is een kleine grotendeels aquatische (in het water levende) pad. Hij heeft een zeer wrattige grijs, bruin tot olijfkleurige rug en een zwarte buik met daarop een patroon van gele vlekken, waaraan hij zijn naam te danken heeft. De pupil is driehoekig tot hartvormig. Zijn roep is een zacht, melodieus oeh, oeh, oeh dat meer dan 40 keer per minuut herhaald kan worden.