De kleine marene is een uitheemse soort die incidenteel in Nederland wordt aangetroffen, vermoedelijk gaat het om dieren die zijn uitgespoeld uit het Rijnsysteem bovenstrooms van Nederland.

Herkenning

De kleine marene (Coregonus albula) behoort tot de familie van de zalmen (te herkennen aan de aanwezigheid van een vetvin). De soort heeft een zeer langgerekt, matig zijdelings afgeplat lichaam en een bovenstandige bek. Ze vertonen gelijkenis met de houting, deze soort heeft echter een onderstandige bek. Kleine marenes worden gemiddeld 20 centimeter lang met uitschieters tot 40 centimeter.

Ecologie

Voortplanting

De paai vindt plaats boven zand of grind in het najaar in meren die doorgaans dichtvriezen. De eitjes komen vervolgens in het voorjaar uit.

Levenswijze en habitat

Kleine marene leeft van nature voor in de estuaria, kustwateren en meren waar ze zich in scholen ophouden in open water. Het hoofdvoedsel bestaat uit dierlijk plankton, grotere individuen eten ook visbroed en insecten.

Verspreiding

Kleine marene komt van nature voor in het noordoosten van Duitsland, Scandinavie en Rusland. De soort is geïntroduceerd in een aantal stuwmeren van het Duitse Rijnstroomgebied. In Nederland wordt kleine marene incidenteel waargenomen. De meeste waarnemingen komen uit het IJsselmeer, maar ook uit de IJssel en Waddenzee. De vangsten in het IJsselmeer wijzen erop dat de kleine marene zich langere tijd kan handhaven, maar onder Nederlandse omstandigheden lijkt succesvolle voortplanting onwaarschijnlijk. Mogelijk gaat het hier om uitgespoelde dieren die zijn uitgezet in meren in Duitsland die bij hoogwater in verbinding staan met de Rijn. 

Bedreiging en bescherming