Voortplanting
Alvers zijn na twee of drie jaar geslachtsrijp en planten zich voort in de periode mei tot en met juli op plaatsen met een zandige of stenige bodem met bij voorkeur enige stroming. De eitjes worden afgezet op waterplanten, boomwortels of stenen. De larven en juvenielen groeien op in de beschutting van de oeverzone.
Levenswijze
De alver is een gedeeltelijk stromingsminnende soort. Ze hebben een voorkeur voor grotere, langzaam stromende wateren zoals rivieren, grote beken, maar komen ook voor in meren, plassen en kanalen. Alvers leven vaak in grote scholen en jagen in de bovenste waterlaag op zoöplankton en insecten.