Aal (Paling) Anguilla anguilla Datum & tijd: De aal (ook wel paling genoemd) is een langgerekte trekvis die opgroeit in zoetwater en zich voortplant in zee. Herkenning Aal (Anguilla anguilla) behoort tot de familie van de alen (Anguillidae). De soort heeft een langgerekt, slangachtig lichaam. Gedurende de levenscyclus verandert het uiterlijk. De in zee levende larven hebben de vorm van een wilgenblad en zijn doorzichtig. Bij de kusten aangekomen transformeren de circa 8 centimeter lange larven tot aaltjes die in eerste instantie nog doorzichtig zijn (glasaal). De in zoetwater en langs de kusten opgroeiende alen (rode aal) hebben een zwarte tot groen bruine rug en een witte buik. De naar zee trekkende volwassen aal (schieraal) heeft zilverwitte flanken en grotere ogen. Vrouwelijke dieren kunnen tot 118 centimeter groot worden, de mannetjes worden doorgaans niet groter dan 50 centimeter. De aal is te onderscheiden van de prikken doordat laatst genoemde ronde kieuwopeningen en een mondschijf (bij volwassen exemplaren). Meervallen, kwabaal, bermpje en modderkruipers hebben bekdraden. Ecologie Voortplanting De voortplantingsperiode van aal ligt tussen december tot half mei met een piek in februari. De soort paait op grote diepte in de Sargassozee. De volwassen dieren migreren gedurende het hele jaar met een piek in het najaar (september t/m november) vanuit het zoete water naar zee en zwemmen vervolgens zo’n 6.000 km naar het paaigebied in de Sargassozee. De migratie vanuit het zoete water vindt vooral ’s nachts plaatst tijdens hogere afvoeren, de migratiepiek ligt doorgaans in oktober. Na de paai sterven de ouderdieren. Levenswijze De aal is een generalist en komt en veel verschillende watertypen voor. De larven migreren via zeestromingen naar de kustgebieden en voeden zich met plankton en mogelijk ook met in water opgelost organisch materiaal. Bij de kust aangekomen metamorfoseren de larven tot glasaal en trekken via de getijdenstromingen naar riviermondingen. Tijdens de opgroeiperiode in zoet water blijven alen, mede afhankelijk van de voedselbeschikbaarheid, stroomopwaarts trekken tot honderden kilometers landinwaarts. De soort is voornamelijk nachtactief en verschuilt zich overdag tussen waterplanten, in holle oevers, tussen stenen of graaft zich in. Het menu is divers en bestaat onder andere uit macrofauna en vissen. Afhankelijk van het klimaat en de voedselomstandigheden zijn de dieren na zo’n vijf tot twaalf jaar volwassen, vrouwtjes later dan mannetjes. In geïsoleerde wateren zonder trekmogelijkheden naar zee kunnen de dieren tientallen jaren oud worden. Verspreiding Aal komt in heel Europa voor in kustgebieden en zoete wateren die bereikbaar zijn vanuit zee. In zoet water komt de soort voor in rivieren, beken, meren, plassen, kanalen en sloten. In Nederland is de soort ten behoeve van de beroepsvisserij ook uitgezet in van de zee afgesloten wateren. Het paaigebied ligt in de Sargassozee. Bedreiging en bescherming Aal komt verspreid over heel Nederland voor, maar neemt sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw sterk af. De intrek van glasaal is inmiddels gedaald tot minder dan 1% van het oorspronkelijk niveau, ook de hoeveelheid rode aal en schieraal is sterk afgenomen. De aal is gevoelig voor de aanleg van kunstwerken zoals stuwen en dammen waardoor migratiebarrières ontstaan die stoomopwaartse migratie verhinderen en waterkrachtcentrales en gemalen zorgen voor sterfte onder uittrekkende schieralen. Ook intensieve visserij, waterbodemvervuiling, klimaatverandering en ziektes zoals de zwemblaasparasiet worden als oorzaken van de achteruitgang genoemd. Internationaal zijn visonderzoekers het er over eens dat de toestand zeer zorgelijk is. De lidstaten van de Europese Unie hebben in 2008 een Aalbeheerplan opgesteld. De Nederlandse maatregelen richten zich op het opheffen van migratiebarrières, het uitzetten van jonge opgekweekte aal en het beperken van de visserij. Aal is opgenomen in de Visserijwet met een minimummaat van 28 centimeter, een terugzetverplichting voor sportvissers en een vangstverbod voor beroepsvissers van september tot en met november. De soort is niet beschouwd voor de Nederlandse Rode Lijst doordat de voortplanting buiten Nederland plaats vindt. Op de internationale IUCN Rode Lijst.heeft aal de status ‘ernstig bedreigd’. Monitoring en trends Binnen het landelijk Verspreidingsonderzoek Zoetwatervissen, onderdeel van het Netwerk Ecologisch Monitoring (NEM), worden gegevens verzameld om te volgen hoe het gaat met de zoetwatervissen in Nederland. Voor een aantal soorten wordt gericht gezocht door vrijwilligers in door RAVON geselecteerde kilometerhokken. Daarnaast worden gegevens gebruikt die verzameld zijn middels andere monitoringsprogramma's (o.a. KaderRichtlijn Water), projecten en losse waarnemingen (Telmee.nl of Waarneming.nl). Op basis hiervan kunnen verspreidingstrends bepaald worden. Wil je hier zelf een bijdrage aan leveren, dan kun je voor meer informatie kijken op Verspreidingsonderzoek Zoetwatervissen. Zie ook Artikel RAVON 39 Artikel RAVON 62 Tel mee Contact Glasaalmonitoring: Martijn Schiphouwer